We zijn allemaal goden

We zijn allemaal goden.
De wereld ligt aan onze voeten. Alles wat we willen is slechts een klik verwijderd. Een oceaan aan mogelijkheden waarvan koningen en farao's niet eens konden dromen.
We leven langer dan ooit. Als we toch ongezond zijn of vroeg sterven, is dat niet meer het gevolg van de wrede natuur. Niet infecties vellen ons, niet baby's die door een te klein kanaal geperst moeten worden, maar wijzelf. Teveel gedaan, teveel gegeten, teveel gerookt.
Ondanks die oceaan aan mogelijkheden zijn we ongelukkig en verveeld, zegt het cliché. Of is het net door die overvloed?
Alles kan, alles is een optie, dus alles is optioneel. Whatever.
Niets doet er nog toe. Niet echt.
We zijn eindelijk goden en staan verbaasd te kijken naar onszelf. We hebben alles wat we wilden, en wat blijkt? Goddelijkheid voelt maar gewoontjes.
We hadden het moeten zien aankomen.
Denk even terug aan de bijbelse God. In mijn hoofd is dat een rijzige man met een lange grijze baard. Almachtig, ongebonden. Uit het niets creëert hij licht en duisternis, hemel en aarde, land en water, sterren en seizoenen, vogels en vissen, Adam en Eva.
Hoe zou dat geweest zijn, voor hem? Hoe voelt almacht? Ik zie maar één mogelijkheid.
Hij zit daar met zijn tablet op zijn goddelijke toilet, verveeld te swipen in de Scheppingsapp. Misschien creëer je vandaag alles, misschien morgen, misschien nooit. Misschien maak je mensen, misschien geef je ze twee neuzen en vijf benen. Misschien niet. Whatever.
Alles was optioneel. Niets deed er ooit toe. Niet echt.