Donald Trump en rational irrationality

Een kleine 40% van alle Amerikanen wil Donald Trump, de racistische en seksistische Republikeinse presidentskandidaat, als hun volgende president. Wij Europeanen, nochtans zelf niet gespaard van xenofobe politici, kijken met verbazing toe. Hoe is dat toch mogelijk?
Twee verklaringen voor Trump’s succes komen het vaakst terug in de media. Clinton is erg onpopulair. Ze is het vleesgeworden establishment in een jaar waar linkse outsiders als Sanders en Corbyn zich daar succesvoller dan ooit tegen verzetten. Donald Trump zou dan weer zijn voordeel doen door degenen aan te spreken die verliezers van de globalisering worden genoemd, blanke laagopgeleide mannen. Daar wordt dan niet bij vermeld dat Trump het bijvoorbeeld ook best goed doet bij hoogopgeleide blanken (hij haalt bij hen 50% of meer in opiniepeilingen). Die winnen nu bij de globalisering en zouden er dus op achteruit gaan door Trump's protectionistische handelsbeleid.
Dit stuk wil een andere verklaring aanreiken, geïnspireerd door het concept ‘rational irrationality’ [wiki] van de Amerikaanse econoom Bryan Caplan. Hij vertrekt vanuit twee observaties:
- De gevolgen van jouw stem voor jezelf zijn relatief klein.
- De kans dat jouw stem het verschil maakt is verwaarloosbaar.
Laten we hier dieper op ingaan vanuit het standpunt van zo'n hoogopgeleide blanke man die op Trump stemt. We zullen hem John noemen.
-
Het klopt dat John als blanke man minder last zal ondervinden van een Trump-presidentschap dan bijvoorbeeld Amerikaanse moslims. Maar ook hij zal getroffen worden door een slechtere economie en een gevaarlijkere wereld. Stel: we weten dat net John’s stem degene zal zijn die Trump president maakt. De gevolgen voor John zelf zijn relatief beperkt. Ja, hij zal armer en onveiliger worden, maar het grote drama is natuurlijk dat dat ook geldt voor John’s 320 miljoen landgenoten. Het enorme schadelijke effect van John’s stem is de optelsom van alle Amerikanen die slechter af zijn. Iedereen draait op voor de gevolgen van John’s stem, niet enkel hijzelf. In economische termen: John externaliseert de kosten van zijn stem – anderen betalen de prijs.
-
Er zijn ongeveer 130 miljoen stemmers in Amerika. De kans dat het net John’s stem is die het verschil maakt, dat net zijn stem degene is die Trump de meerderheid geeft, is verwaarloosbaar. Quasi altijd zal Trump met meer dan één stem verschil winnen of verliezen. De kans is bijna onbestaande dat het net John’s stem is die hem een meerderheid van één stem geeft – ongeveer 1 op 130 miljoen.
Vooraleer we hier cijfers op kleven, even dit. Het is gemakkelijk om te blijven steken in verontwaardiging. De meesten onder ons, inclusief mezelf, vinden het vanzelfsprekend dat je niet stemt op een racist. Dat vinden we een morele evidentie, die boven meer rationelere bedenkingen staat. Natuurlijk moet John niet enkel aan zichzelf denken en moet hij de gevolgen van zijn keuze voor zijn medeburgers meenemen. Daar zijn we het over eens, en als iedereen dat was dan zou dit stuk niet geschreven moeten worden. Maar we leven nu eenmaal in een wereld waarin Trump tientallen miljoenen mensen kan overtuigen om voor hem te stemmen. Daar verontwaardigd over zijn is goed, maar niet voldoende. De volgende, noodzakelijke stap is het willen begrijpen.
Laat ons het nu concretiseren. Stel: met Trump als president zou John 20% armer en 20% onveiliger worden. Een hoge prijs voor hem om te betalen. Veronderstel vervolgens, om de berekening gemakkelijker te maken, dat er 1 kans op 50 miljoen is dat net John’s stem degene is die Trump president maakt.
De kost van John’s stem, voor hemzelf, is de prijs die hij betaalt onder president Trump, vermenigvuldigd met de kans dat net zijn stem het verschil maakt. Ter herinnering: bijna altijd wint of verliest Trump met meer dan één stem verschil en maakt John’s stem niets uit.
De verwachte kost van John’s stem is dus:
(20% armer en onveiliger)*(1 kans op 50 miljoen dat zijn stem daarvoor zorgt).
John’s stem op Trump zal hem dus, gemiddeld gezien, 0.0000001% armer en onveiliger maken. Dat is totaal verwaarloosbaar. Ter illustratie: als John 100.000 dollar per jaar verdient kost zijn Trump-stem hem 1 dollarcent. Hij heeft dus geen enkel rationeel incentive om niet op Trump te stemmen. Wanneer John enkel naar zichzelf kijkt, maakt het gewoon niet uit wat hij doet. Het is rationeel voor John om ‘irrationeel’ met zijn stem om te springen. Zoals Caplan het verwoordt:
“In a sense, there is a method to the average voter’s madness. Even when his views are completely wrong, he gets the psychological benefit of emotionally appealing beliefs at a bargain price. No wonder he buys in bulk.”
Als die analyse klopt, kunnen we concluderen dat het niet de opkomst van Trump of de Brexit is die verbazingwekkend zijn. Die zijn immers een logisch gevolg van ons democratisch systeem waarin mensen geen incentive hebben om tegen hun onderbuikgevoelens in te gaan. Wat verklaard dient te worden is waarom een meerderheid van de kiezers zich vaak wel door burgerzin en het algemeen belang laat leiden. Waarom het tot nu vaker goed dan fout leek te gaan.
Daar een antwoord op geven is niet eenvoudig.
Hier één suggestie. De tweede helft van de twintigste eeuw kende een grote economische groei die over iedereen verdeeld werd. Mensen keken met meer vertrouwen naar de toekomst. Voor wie in het Westen woont, was het een periode van steeds toenemende welvaart en welzijn. In zo'n omstandigheden is het waarschijnlijker makkelijker om ook in het stemhokje tegen je buikgevoel in te gaan.
Dat betekent dan dat de democratie beter werkt in zekerder omstandigheden. Wanneer de wereld voorspelbaar lijkt en morgen beter dan vandaag. Wanneer de media niet grotendeels slecht nieuws op de voorpagina zetten net omdat dat zo uitzonderlijk is. Wanneer goed nieuws, zoals bijvoorbeeld de gestage terugdringing van de armoede in de wereld, niet ergens op pagina 7 belandt. Dat helpt ons echter niet direct vooruit, want de wereld van 2016 is nu eenmaal niet die van pakweg 1996. En slecht nieuws verkoopt.
Als ons democratisch systeem slechts werkt in de best mogelijke omstandigheden, is het misschien tijd om het te herdenken. Om ervoor te zorgen dat mensen de kosten van hun stem minder kunnen externaliseren. Zodat ze zelf meer de kosten van hun keuze dragen.
Dat zouden we kunnen doen door het speelveld van de democratie te verkleinen. We hebben al een grondwet. Die heeft expliciet als taak om bepaalde grondrechten (zoals de vrijheid van meningsuiting) te beschermen tegen de wil van een eenvoudige meerderheid van de bevolking in. Die grondwet kan uitgebreid worden. Met welke principes de grondwet dan uitgebreid moet worden, is een interessante vraag. Voor een ander stuk.